Een rode kater doorklieft het gras en schiet de zomereikenboom in. Ik druk mijn neus tegen het raam, maar de rode en oranje herfstbladeren maken het dier onzichtbaar. Voor eventjes dan. De vallende bladeren verraden de balancerende kater. Houterig overweegt hij zijn stappen. De soepelheid is hij een leven of twee geleden verloren. Hij stapt mis, maar zijn nagels redden hem van een ondergang. Nu bungelt er een kater hoog boven het gazon. Zijn naam is Sammy.
Dat staat op de lantarenpaal geschreven. Want Sammy is een week zoek. Hij kijkt ongeïnteresseerd in de lens. Hij had op een ander vogeltje gehoopt. En dan het hoge stemmetje van de baas. Hij is toch geen broekpoepend mensenkind? En die lichtflits. Het klikje. Hij walgt ervan. Zijn ogen zijn zo rood als zijn vacht.
Het briefje van de buurvrouw verzoekt de ‘vriendelijke buur’ om te kijken of ‘onze Sammy’ zich verschuilt in de schuur, garage of tuin. Dat doet hun Sammy niet. En hij ligt ook niet in de vriezer. De droger is leeg, op een verdwaalde sportkous na. De eik is uitgeruit. Daar hangt Sammy ook niet uit. Of aan.
De andere poezen en katers besnuffelen sinds kort de struiken in onze tuin. Ik kan nog geen slok water slikken zonder dat ze paniekerig opspringen en wegstuiven. Ze weten dat de oude Sammy de afdrukken van hun poezenpoten in zijn tuin niet kan waarderen.
Maar oude Sammy is niet meer. De eik is kaal. Hetzelfde geldt voor de lantarenpaal. Alleen een stuk plakband herinnert de goed geïnformeerde straatbewoners aan de oude kater. Een jong poesje plukt de laatste eikenbladeren van de takken. Een rood blad dwarrelt naar beneden. De kitten miauwt. Of ik haar uit de boom wil halen.
Ik wil haar er alleen uit kijken. Ik vervang ‘onze’ Sammy niet zo gemakkelijk als de buurvrouw.
IIk schreef dit op