Volhouden. Samen. Hoe lastig ook. Solidariteit is een groot goed. We moeten het virus er samen onder krijgen. Dat kan alleen als we ons niet alleen voelen. Samen, maar alleen. Maar samen.
De telefonische energiemaffia geeft gehoor aan deze persconferentiezinnetjes. De jongens, want dat zijn ze, bellen me tegenwoordig bijna elke dag. Even bijpraten. Het hoeft allemaal niet lang te duren, meneer. Ze denken aan me.
Ze willen niet alleen weten hoe het met me gaat, ze hebben zelfs iets voor mij, voor jou, voor ons.
De jongens willen me niet vertellen hoe ze aan mijn telefoonnummer komen. Ik zeg niet dat ik in het Bel-me-niet-register sta, want iedereen die in het Bel-me-niet register staat, weet dat het niet werkt. Dus hoor ik ze aan.
Het doet er niet toe hoe ze aan mijn nummer komen, zeggen ze, het gaat erom dat ze mij willen helpen. Ik betaal namelijk veel te veel voor mijn energie. Dat vinden ze zonde. Niemand wil te veel betalen, en ik zeker niet – zeggen ze.
‘Ik wil er alleen over nadenken als je mij vertelt hoe je aan mijn nummer komt.’
‘Maar meneer, u bent klant bij ons.’
‘Ons?’
‘Nuon,’ zegt de jongen.
‘Ik zit niet bij Nuon,’ zeg ik, de klant.
‘Essent, bedoel ik.’
‘Daar zit ik ook niet bij.’
‘U moet niet tegen me liegen,’ zegt de jongen.
Omdat ik niet wil liegen, geef ik maar toe dat ik bij Essent zit, wat niet waar is.
Ik weet heus wel hoe ze aan mijn telefoonnummer komen. De jongens hebben mijn gegevens uit een adressenbestand dat online wordt verhandeld. Volgens het AD kost het kopen van één telefoonnummer ongeveer drie eurocent. Dat is niet duur. Toch probeer ik iets terug te geven voor dat bedrag. Elke cent telt. Geen handtekening voor een energiecontract, maar wat aandacht. Wat liefde. Samen, maar alleen, maar samen.
‘Ik betaal graag te veel,’ zeg ik. ‘Daarom drink ik meer afhaalkoffie dan thuiskoffie.’
‘Dus zullen we het doen?’ vraagt hij. ‘Ik heb een goede aanbieding.’
‘Hou jij van koffie?’ vraag ik.
‘We doen het gewoon.’
‘Ik drink zelf voornamelijk cappuccino. Ook in de middag. En jij?’
De jongen vindt dat ik, meneer, niet zo onbeschoft moet doen. Hij probeert me te helpen. Hij hangt op zonder me een fijne dag te wensen.
Ik klaag niet, hij had me ook de tering kunnen wensen.
Vandaag werd ik opnieuw gebeld door de energiemaffia. Tegenwoordig neem ik niet meer op. Ik heb er de energie niet meer voor.
IIk schreef dit op