Kijk op en wandel. Geld vind je toch niet op straat. We pinnen. En ja, je hebt mooie schoenen. Je bent zielsgelukkig met je hoge / lage / fopsleetse / Italiaanse / open / versierde / harige / kinderlijke / uitverkoop / leren / plastic / steriele / kleurrijke / zakelijke / ordinaire / dure / stappers, in ieder geval totdat je voeten om nieuwe koeienvellen vragen, maar je hoeft ze niet constant te bewonderen. Kijk op en geniet van wat je kunt zien.
Helaas ben je bang. Je durft niet te kijken. Straks kijk je per abuis recht in een woedend setje ogen, verkleurd door de verdovende middelen, en pluk je mompelend jouw tanden van de stoep omdat je de kijkgrens hebt overschreden. ‘Wat kijk je?’ schreeuwt hij. ‘Excuseer mij meneer [mannetjesmensen zijn doorgaans wat agressiever, al is de vrouw met een inhaalslag bezig – stelletje feministen].’ Een watertrappelend kunstgebit op je nachtkastje: je wilt er niet aan denken.
Daarom staar je naar de grond en tel je de nutteloze stappen. De wreef van je lievelingsschoen kreukt. De hak laat ook een beetje los. Zonde. Je kijkt naar de etalage van een schoenmaker, maar waarom zou je die besnorde kerel werk leveren? Hij staart een beetje voor zich uit. Je loopt verder. Voor elke schoenwinkel houd je halt. Je speurt naar potentiële vervangers voor die lelijke schoenen van je. Je walgt van ze. Hoe heb ik die ooit mooi kunnen vinden, vraag je aan jouw weerspiegeling in het etalageraam?
In de wandeltijd tussen de verschillende vitrines tel je de kauwgumstippen op straat. Het zijn er te veel. Je bent de tel kwijt. Je hoort wat rumoer, aan de andere kant van de straat, maar dat verbloem je door oordopjes in je oorschelp te plakken en muziek uit de top veertig te draaien. Soms luister je echte muziek. Zolang je de wereld niet hoort, vind je het goed.
Plotseling slaat je hart op hol. ‘Dat zijn ze,’ zeg je tegen een willekeurige voorbijganger die net zo snel neerkijkt als dat hij opkeek. Daar staan ze echt: jouw nieuwe schoenen. Het pand – geboren in de middeleeuwen, knap opgeknapt – zie je niet. Wat maakt het verdomme uit? Je hebt je nieuwe schoenen gevonden. Maar goed ook, want je kon echt geen stap meer zetten zonder te blozen om die vodden om je voeten.
Even inspuiten nog, waarschuwt de verkoopster, maar daar trek jij je niets van aan. Midden in het centrum woont één van je beste vrienden. Wat zou je maatje van je schoenen vinden? Het is een stukje terug, maar je besluit op visite te gaan. Lady Gaga vergezelt je.
Op je route naar de schoenenkeuring vind je een portemonnee. Waarschijnlijk van een bejaarde, want er zit chartaal geld in. Het is zonde als het geld naar de belastingdienst gaat na het overlijden van de rechtmatige eigenaar, dus je stopt het briefgeld in je broekzak. Je hebt weliswaar de zwemmende eendenkuikens in de grachten, de zingende zigeuners met hun giftige deuntjes, de prachtige panden, een gratis plakje oude kaas, een tortelend stel met grijze haren, een praatje met een vriend van Jezus en een vechtpartij tussen een ziener en een zwerver gemist, maar jij vindt dat het je geluksdag is: je nieuwe schoenen hebben niets gekost.
En toch ben je armer geworden. Dus kijk op en wandel. Crisis heerst in Amerika en Europa. De maatschappij is failliet. Straks zullen er geen [adjectief] schoenen meer zijn. Schoenen worden schoenen. Dan rest ons de panden. De prachtige panden. Nogmaals: kijk op en wandel.
IIk schreef dit op