Je komt alleen en je gaat alleen. Er zijn tientallen filosofen, schrijvers, volkszangers, rappers, zatlappen en facebookers die deze strekking uit elkaar trekken, hutselen en opnieuw samenvoegen. De uitkomst blijft dezelfde: je bent alleen voor en alleen na. Altijd alleen. Nu is enig cynisme mij niet vreemd. Integendeel, pessimisme is mijn vorm van optimisme. Ik speel al langer met het idee om een zelfhulpboek te schrijven over de kracht van pessimisme – immer optimistisch van toon, tot brakens toe. Maar cynisme werkt alleen als het echt zuiver is. Niemand arriveert moederziel alleen in dit leven, vraag dat maar aan mama. Het startpunt klopt al niet. Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat niet jij de prelude hebt meegemaakt, maar een huilende huls die zou uitgroeien tot de jij van nu. Dus je bent niet alleen gekomen. Dan is de vraag: ga je wel alleen?
Natuurlijk niet.
De leefregels der pessimisten zijn helder. Het sterven begint bij het afvlaggen van de geboorte. Ik sterf bij dit schrijven, jij bij dit lezen. Dat is niet erg. Maar omdat jij bij toeval leest wat ik schrijf, zijn we samen. Leven is in wezen heel simpel. We doen alsof we alleen zijn, maar stiekem zijn we aldoor samen – zelfs als we even alleen willen zijn. ‘Eenzaamheid is een bevolkte plek,’ schreef Olivia Laing in The Lonely City. De ander is overal. Gedeelde eenzaamheid is ook een brug. In afstand zijn we verbonden, zelfs op de meest eenzame momenten.
IIk schreef dit op