Een leven geleden was ik nog een avondmens. Dat leven hebben mijn vrouw en ik Fons genoemd. Ik begrijp nu dat een geboorte van een zoon (of dochter, hallo 2022) uitnodigt tot een herstart van de jaartelling. Er is een voor en er is een na. Een kind is een kleine great reset op persoonsniveau.
Ik mis de avonden. Ik ben dit verhaal bijvoorbeeld om 19.07 begonnen en weet dat ik het pas morgen volbreng, als het dan wel lukt, omdat deze letters steeds vager worden, evenals mijn zinnen, evenals de zin om dit verhaal daadwerkelijk af te schrijven. Ik moet slapen. Slapen wanneer het kan, als het kan.
Soms droom ik de avond vol. In die dromen mist de avond mij terug. Flauwekul, natuurlijk. Avonden bestaan omdat wij ze bedacht hebben. De Nederlandse avond is de ochtend van Nieuw-Zeeland. De avond heeft zijn handen vol aan alle wakkere mensen, en De slimste mens, M en uitroepprogramma’s als Help mijn man is klusser! en Urk!
Mijn zoon heeft ons de nacht in ontvoerd. Iedereen is wel eens ’s nachts wakker, lang of kort, maar ik ben het maanden achtereen. Lang genoeg om de stilte te willen vullen met gedachten. Op aanraden van mijn literair agent lees ik Jasper en zijn knecht van Gerbrand Bakker. Dat doe ik alleen in de nacht. Ik lees Bakkers leven vanaf mijn telefoonscherm. Er gebeurt tot dusver weinig, hij wordt voorbijgereden door een gedroomde droomman, en toch ben ik gegrepen. Het helpt dat hij heel goed schrijft. Bij gebrek aan leven leef ik dat van hem.
Vannacht fluisterde Bakker mij toe dat carnaval een ‘volledig door de tijd achterhaald concept’ is. Iets over optochten, keihard gooisnoep, dronken Duitse deernen. En dat hij [soms] tijdens het schrijven zijn leven op papier liegt.
Over negenveertig dagen is het carnaval. Ik vind het mooi als de tijd in een boek min of meer samenvalt met de tijd van de lezer, dan wordt de tekst nog echter. Het is fijn als gedachten samenkomen zonder dat schrijver en lezer dat van elkaar door hebben. Misschien lieg ik dit verhaal meer in elkaar dan ik nu besef. De avonden zijn niet verdwenen, ik ben zelf weg zodra de avond zich aandient.
En ach, de nacht is de avond van New York. Tijd is maar tijd. De avonden komen terug, ooit, en in het kielzog zal de avondmens volgen.
IIk schreef dit op