Zie ginds komt de stoomboot. En dat in de prille herfst? Vreemd hoor. Er valt nog wel meer op: niet het paard, maar Sinterklaas zelf huppelt op en neer. Nou ja, hij is natuurlijk heel oud: hij tijgert over het dek.
De goedheiligman wordt geplaagd door zorgen die hij in geen 1744 jaar heeft gekend. De centjes zijn op. In de kelders van Madrid heeft hij nog wel een paar netjes wit uitgeslagen chocoladegeld liggen, maar ja, daar zit geen enkele winkelier op te wachten – wellicht op Kees uit Benschop na, die altijd al een snoeper was.
‘Wat moeten we doen?’ vraagt hij de Hoofdpiet.
Hoofdpiet haalt zijn schouders op en oefent verder op zijn imitatie van Anton Geesink. Weet hij veel.
‘Wat moeten we toch doen als mijn plannetje niet slaagt?’ herhaalt Sint zijn vraag.
Het begint te regenen. Sint voelt nattigheid, maar dat is nog wel zijn minste zorg. De financiële crisis van de afgelopen jaren is de ergste die hij heeft meegemaakt. De meeste aandelen die Sint bezat zijn samen met een Spaans vastgoedbedrijf ten onder gegaan. Hij had nog wat spaargeld op de bank in het Griekse moederland, maar ja… Laten we het zo zeggen: Pecuniapiet heeft zijn werk niet goed gedaan en het Nederlandse volk moet op de blaren zitten. Geen geld, geen cadeaus. Pakjesavond loopt gevaar. Nu wil Sinterklaas niet al te veel op de zaken vooruit lopen, want het is nog maar begin november. Hij heeft nog weken de tijd. Het overkomt hem vaak genoeg dat op de dag van de intocht (!) allerlei zaken mislopen. De ene keer is het paard zoek, de andere keer is er gedonder met de staf. Gelukkig is het altijd nog in orde gekomen. Er is dus hoop.
Terwijl in Nederland de lieve en de stoute mensen elkaar in de haren vliegen, varen Sint en zijn Pieten al enkele weken over de oceaan, op zoek naar de oplossing: de regenboog. Of beter gezegd: het einde van de regenboog. Volgens de volksverhalen ligt daar een pot met goud te wachten en Sinterklaas zou Sinterklaas niet zijn als hij zulke verhalen niet geloven zou. Helaas werkte het weer de afgelopen dagen niet mee. Sint zijn twijfels zijn zo talrijk als zijn hoop.
De gedachten van Sinterklaas worden enthousiast verstoord door de Weerpiet die hem aan zijn tabberd trekt. ‘Het weer ziet er prima uit, Sint. Het miezert en straks gaan de wolken open.’ Sint kijkt op. ‘Ja, het weer ziet er prima uit,’ zegt de Weerpiet weer.
‘Uitstekend,’ antwoordt Sinterklaas opgetogen.
Inderdaad: de zon breekt door de wolken en beschijnt het gordijn van waterdruppels. Een regenboog buigt zich over zee. Het einde is nabij, ziet Sint. De boog graaft zich in op een eilandje verderop, nog geen minuut varen van hier. De Stuurmanpiet heeft het doel al in het vizier. Sint grijpt naar zijn mijter, zo’n vaart heeft de Stuurmanpiet. De rest van de Pieten staan op en neer te springen aan de rand van het dek. Hier en daar springt er een van boord. Sint gebaart met zijn staf dat iedereen moet volgen.
‘Jij ook, Anton,’ zegt hij tegen de Hoofdpiet. Dan wendt hij zich tot de hele bemanning: ‘Vind die pot met goud! De kindertjes rekenen op jullie.’
De Pieten bespringen het eiland. Sinterklaas ziet hoe ze zich een weg banen door de regenboog. Als ook de Laatstepiet uit het zicht is verdwenen, steunt Sint op zijn staf en omschrijft de situatie vrij treffend: ‘Afwachten maar’.
Nog geen drie Dag Sinterklaasjes later verschijnt de Snellepiet. Sinterklaas knippert met zijn ogen. Snellepiet is zo rood als de rode baan van de regenboog. Sint heeft nauwelijks tijd om zich te verbazen, want ook de andere Pieten duiken op en allemaal hebben ze een ander kleurtje. Gele, rode, blauwe; er zijn zelfs roze Pieten! Helemaal achteraan sleurt Hoofdpiet (paars) een overvolle ketel mee. Eenmaal op het dek veegt hij met zijn mouw over zijn voorhoofd. Het zweet is weg, maar de paarse kleur is definitief. ‘Dit ding is zo zwaar Sint, er zit genoeg goud in om Pakjesavond nog jarenlang te financieren!’
Sinterklaas slaakt een zucht van blijdschap en opluchting: ‘Zo is alles opgelost’.
IIk schreef dit op