Ik reed nooit de Elfstedentocht. Dat is ook niets voor mij. De Tocht der Tochten vraagt om vitale mannen en vrouwen die begrijpen wat pootje-over betekent. Bovendien ben ik geen voorstander van kou. De enige Tocht der Tochten die ik uit moedwil trotseer blaast op dagen als deze onder de dorpel van onze rotte voordeur door.
Vorige week schreef ik iets over de tocht op Twitter – niet te verwarren met Twarres:
‘Natuurlijk vriest het straks zo hard dat de Elfstedentocht gereden kan worden zonder dat deze gereden mag worden. De volmaakte liefdesbaby van #horrorwinter en #corona.’
Die tweet zit me al een week dwars. Ik besefte dat ik tot de generatie hoor die de schaatstocht nooit heeft meegemaakt. De onderkoelde jubelkoorts der Friezen is mij totaal onbekend.
Ik was er al wel, die laatste keer in 1997. Zestien dagen voor mijn achtste verjaardag won Henk Angenent de laatste Elfstedentocht. Precies op die dag begonnen mijn slapeloze nachten. Zou ik het Lego-piratenschip krijgen? Een nieuwe videogame voor de Nintendo? Of zouden we, als verrassing, terug verhuizen naar waar we vandaan kwamen?
Van de Tocht der Tochten herinner ik mij niets. Ik kreeg er, waarschijnlijk, geen seconde van mee. Schaatsen werd nooit mijn wereld. De allereerste en allerlaatste race die ik op televisie uitkeek was bij mijn schoonouders. Ze wilden meemaken hoe Sven Kramer goud op de 10.000 meter zou winnen. Heel de wereld zag hoe het misging. Alleen Sven en ik gingen onverstoord door en dachten dat het wel goed zat toen zijn tenen de finish over treden.
Twee jaar geleden, op mijn dertigste, leerde ik pas wat koek-en-zopie is.
Ik heb zin in de tocht die niet door mag gaan. Het is tijd. Mijn generatie heeft de Elfstedentocht nodig om de Tocht der Mochten vervolgens jaar-in-jaar-uit weer te mogen missen.
IIk schreef dit op