Ik knik. Dat doe ik wel vaker, knikken. Ik heb de gedateerde gewoonte om mijn medemens te groeten tijdens een wandeling door een park of tijdens de glibberige queeste die leidt naar de supermarkt. Ik kijk de tegenligger in de ogen (eerste fase), druk mijn tweede welvaartskin tegen mijn adamsappel (tweede fase) en wens hem of haar een uitmuntende morgen, middag of avond (de derde fase).
Slechts weinigen beantwoorden mijn groet. Meestal wordt mijn ‘goedendag’ gepareerd door een norse blik of controleert (terwijl ik fase één probeer uit te voeren) de tegenligger stars en geconcentreerd (en angstig?) of de schoenveters niet ieder moment losschieten. Zo nu en dan krijg ik een uitgeperste groet te horen – mits ik mijn oren spits.
Het is niet de schuld van de Nederlander, zeker niet. Als ik in Italië verdwaal door het stratenwerk dat is aangelegd door beschonken bouwvakkers die met zorgvuldige idioterie werknijverheid acteren, en dan zes vraagpogingen zesmaal genegeerd wordt, en dat zelfs de zevende voorbijgangster (een non) mijn hulproep negeert, laat het antwoord zich raden: het is overal.
(En nonnen zijn stom en gefrustreerd, omdat ze hun onthouding niet kunnen botvieren op kleine jongetjes, aangezien mannelijke kerkcollega’s een Pauselijk patent op knullenkontjes hebben ontvangen.)
Om het probleem aan te pakken, is een binnenlandse aanpak van groot belang. Een beter groetmilieu begint bij jezelf. Dan maar even niet op vakantie. Mag ik even een campagne lanceren, geachte overheid? Een groet doet goed / Een groet voelt goed. Print de pamfletten!
Dat het nodig is, blijkt wel uit de wandeling die ik laatst maakte. Niet eenmaal voorzag een voorbijganger mij van een hartelijke ‘goedenavond’. Eén keer wenste een persoon mij iets toe: kanker. Stom van me: ik liep op zijn stukje stoep. Had ik kunnen weten, maar ik had zijn plasspoor gezien noch geroken (verkoudheidje).
‘Sorry mijnheer. Een goedenavond verder.’
Toch ontving ik die avond nog ik een knikje, afkomstig van een jongeman in een winkeletalage. Het was donker in de winkel, maar een bekende schim groette mij. Duidelijk. Ik knikte terug. Hij knikte tegelijkertijd nogmaals naar mij, waardoor ik weer terugknikte, en hij idem, en ik, en hij, en ik, en zo stierf de avond totdat wij beiden moe maar voldaan ineenzegen op straat.
Laat ons rusten. We hadden het negatieve groetrecord van die dag weggeknikt.
IIk schreef dit op
Het butterfly effect! Mijn stem heeft u, mr Popa!