Ik sabbel alvast op mijn goede voornemens. Een beetje gezond doen, bijvoorbeeld. Dat wordt steeds belangrijker op mijn leeftijd. Zegt men. Ik ben alleen niet bepaald atletisch ingesteld. Spieren schijnen over een geheugen te beschikken – muscle memory in allitererend Angelsaksisch. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat mijn biceps zich onze ouderlijke zolder herinneren. Met halters bolde ik daar als tiener mijn biceps op en leefde me uit op toestellen die mijn vader had overgenomen van een failliete sportschool. Alles rook er naar frituurvet, omdat mijn vader een verdieping lager eens in de week slappe friet frituurde. Hoe hard ik ook trainde, ik kon er niet doorheen zweten. Als ik na afloop onder de douche stapte was het alsof ik een week in de snackbar had gezeten.
Op een dag droeg ik een sixpack en toen werd ik volwassen. Ik besloot dat het leven te kort was om al te veel tijd aan het lijf te besteden. Of beter gezegd: ik verliet het huis van mijn ouders om de volwassenheid te omarmen, te omhelzen. Ik viel als een blok voor het leven. Er was geen plek op zolder meer, geen privésportschooltje dat naar frituurvet rook, ik had niet eens meer een zolderverdieping. Ik moest werken, eten, mijn vriendin liefhebben, reizen om thuis te kunnen komen. Bestaan. Ik vergat mijn spieren en kwelde hun hunkering naar gewichten en opzweeptempo-muziek van huisgebrande cd’s.
Ik heb het nog wel geprobeerd. Mijn vriend H. heeft me na jarenlang aandringen meegetroond naar de lokale Basic-Fit, de McDonald’s onder de sportscholen. Ik had niets te verliezen. Het ruikt niet naar frituurvet in de zalen, hoewel ik twijfel of de geur beter is. Alles plakt en pikt en de jongens en meisjes zuchten en steunen in strakgespannen shirts en broekjes. Hun spieren krijgen niet eens de kans om te vergeten. Ze trainen luid en opzichtig, om door de koptelefoon van de ander te dringen. En ze kijken, of jij wel kijkt, of jij wel kijkt hoe zij trainen, en ze kijken hoe jij traint, verkeerd, niet zwaar genoeg, niet hard genoeg, te lang, te lang op hun apparaat.
Mijn biceps leken zich van geen herinnering bewust. Het viel mij en mijn spieren zwaar, het nodeloze gesjouw met spullen die eigenlijk helemaal niet van hun plaats hoefden te komen. H. drukte honderden kilo’s, trok zich op, liftte zich haast dood, lungete heel de zaal door en moedigde me aan hem te volgen. Ik keek naar hem en dacht: bier.
De exercitie was kort, maar krachtig, zoals we dat zeggen. Gelukkig zijn we nog vrienden. Ze zeggen dat sporten gezond is. Maar ze zeggen zoveel. Ook het soepele lijf ligt straks stijf in de kist. In dumbbell zit niet voor niets het woord dumb verstopt. De sportschool is in elk geval geen plek om heen te gaan met vrienden. Dat heb ik geleerd in de Basic-Fit. Met een vriend stap je een café binnen of een restaurant. Daar waar het frituurvet nooit ver is. Geen lunges, maar lunches.
Ik probeer nooit meer in de sportschool te belanden. Dat lijkt me een heel gezond voornemen.
IIk schreef dit op