Mijn vrouw tuimelt haast voorover. Ze doet me denken aan de Roemeense boeren die in de zomerzon hun shirt over hun bierbuik rollen. Het valt de buren inmiddels ook op. ‘Er groeit iets in haar.’ Ik moest wel toegeven. Zo is het, buurvrouw, zo is het. Onze nazaat – projectnaam: Kleine Poop, Nederlands uitgesproken – laat niet lang meer op zich wachten. Volgens de berekeningen van de verloskundige en de nacalculatie van mijn geliefde puft en blaast en perst mijn vrouw over een maand een nieuw leven in ons leven. Ik zal naast haar staan en proberen om niet flauw te vallen.
Wij zijn er klaar voor. Dat wil zeggen: de kinderkamer is geschilderd, de meubels passen in elkaar, de lades zitten vol met poppenkleding en we hebben ontelbaar veel stoeltjes voor de auto, kinderwagen, eetkamer en voor de sjouw. We studeren nog op hydrofiele luiers (lees: doekjes met een verwarrende naam). Terwijl de duiven en mussen de takken uit de lentesneeuw rapen, bouwen wij aan een eigen nest. Dat geeft een beestachtige voldoening. Ik hing een luchtballon aan het plafond, gemaakt door de zus van de vrouw, deed twee stappen terug en dacht ernstiger dan de knuffelmuis in de mand verwachtte: ik doe nu mee.
Het besef moet indalen. Mijn vrouw is acht maanden zwanger en ik weet nog altijd niet wat ik moet verwachten. Ik begrijp niet wat ik voel, ik snap niet wat ik moet voelen. Het is zonneklaar dat er iets in mijn vrouw groeit. Door de buikwand heen probeert de Kleine Poop de wereld af te tasten. Ik leg mijn hand op de buik en peil mijn nieuwe wereld.
Vroeger had ik een bevalcursus onzin gevonden. Nu volgde ik de presentatie met mijn notitieboekje op schoot en een pen tussen mijn tanden. Ik noteerde: uitkloppen navelstreng, kunstvoeding kopen, elke drie kwartier plassen, geen suiker eten en aanpakken van het kind door de vader, vraagteken, vraagteken, vraagteken. Ik geloof dat het ouderschap een ketting van vraagtekens is.
Eergisteren walste de verloskundige voor de laatste keer met een echokop over de buik van mijn vrouw. Ons kind wilde ons niet aankijken. Zelf weet het ook niet wat het van de situatie vindt. Ik betrapte mezelf op een glimlach.
Misschien is die glimlach een antwoord op alle vragen.
En voor de zekerheid een laatste notitie: niet flauwvallen.
IIk schreef dit op